woensdag 27 april 2011

Tot ziens Eric


Een paar weken geleden heb ik weer eens een cd aangeschaft: The Charles Mingus Sextet With Eric Dolphy, Cornell 1964.
Aangeschaft, inderdaad: betaald voor een plastic schijfje in een plastic houdertje. Hopeloos archaïsch, zal je zeggen, alsof je met paard en wagen wilt meedoen aan de Formule 1. Ik probeer een stoere, moderne luisteraar te zijn, verslijt uren op Spotify en Youtube, en als ik zoals nu een fysieke cd koop, is het spotgoedkoop via cdwow of iets dergelijks. Maar tegen je vrienden kun je niet meer zeggen dat je een cd hebt gekocht, of er volgt een lege, meewarige blik, die zegt: 'geef het geld dan aan mij.'



Hoe dan ook, de betaalde zes euro is, welbeschouwd, geen geld voor een opname als dit. De briljante, opvliegende bassist/ bandleider Mingus (misschien wel mijn grootste muzikale held) was op het hoogtepunt van zijn roem, had net zijn beroemdste plaat uitgebracht (The Black Saint And The Sinner Lady), en had een zeskoppige band samengesteld waarmee hij kort na dit universiteitsoptreden een triomftocht door Europa zou maken. Behalve Mingus en vaste drummer Dannie Richmond bestond het personeel uit Johnny Coles (trompet) Eric Dolphy (altsax, fluit, e.d.) Clifford Jordan (tenorsax) en Jaki Byard (piano).

Mensen die jazz vervelend getoeter vinden zal het een worst zijn, maar deze opstelling wordt gezien als een van Mingus' beste bands. In die tijd zijn er veel opnames van gemaakt en uitgebracht (legaal en als bootleg), waaronder een in het Concertgebouw in Amsterdam, maar deze zijn niet bepaald allemaal meer makkelijk of legaal te verkrijgen.

Geluk voor Blue Note, dus, dat Charles vierde echtgenote en weduwe Sue Graham Mingus, volgens de hoestekst in het cd-boekje, toevallig tegen een tape aanliep van dit concert in de Cornell Universiteit (Ithaca, New York), waar de band speelde een paar weken voor het begin van de Europese tournee.
(Het is een romantische fantasie die we wel vaker mogen lezen: een nabestaande van een beroemde muzikant loopt op een kille herfstdag wat te dwalen op een verwaarloosde rommelzolder, schuift een paar doosjes opzij, en hé, wat ligt daar nou? Zodat we maar weten: van een geldbelust marketingplan is geen sprake).


Charles en Sue Mingus
Beter dan deze tour met het sextet zou het voor Mingus niet meer worden. Terug in Amerika zou hij zich vastlopen in megalomane en tot mislukken gedoemde projecten, medicijnmisbruik en uiteindelijk een depressie die hem de rest van de sixties aan de zijlijn zou houden. In de vroege jaren zeventig bereikte hij nog even een topniveau met de fantastische Changes-sessies, maar toen was de spierziekte ALS al voluit bezig zijn lichaam van binnenuit te slopen.
Zijn krachten zouden langzaam uit hem stromen, zodat hij uiteindelijk van dubbele bas moest overstappen naar elektrische bas, toen naar een rol op de achtergrond, en uiteindelijk als een menselijk wrak dat vanuit zijn sterfbed nog tapes bleef volneurieën met nieuwe melodieën en ideetjes.
Hij stierf in 1979. Op zijn verzoek strooide Sue Mingus zijn as uit over de heilige Gangesrivier in India.

Nog slechter liep het af met de legendarische blazer Eric Dolphy, en zijn aanwezigheid is misschien nog wel het meest bijzondere aan deze opnames. Dolphy en Mingus groeiden op in dezelfde stad (LA), en waren jeugdvrienden. Hun gezamelijke werk is vooral bewaard in liveopnames, zo tourde Dolphy al met Mingus in 1960 en speelt hij mee op het ook niet misselijke Mingus At Antibes. In 1964 volgde dus de tour met het sextet, naar Cornell en Town Hall en uiteindelijk door Europa.
Tijdens de tournee gaf Eric Dolphy te kennen de band te gaan verlaten. Niet omdat hij ruzie had met Mingus (zoals meestal het geval was bij de gewelddadige, lichtgeraakte bassist), maar omdat hij in Europa wilde blijven.

Mingus doopte als ode aan zijn jeugdvriend zijn compositie Meditations om in So Long Eric, en tijdens de rest van zijn optredens voor de band speelde Dolphy doodleuk (en allebehalve onverdienstelijk) mee op zijn eigen afscheidsdeuntje.

Dolphy's Europese avontuur zou tragisch aflopen: Op 28 juni 1964 werd hij onwel in Berlijn, en daar naar een ziekenhuis gebracht. Daar kreeg hij ofwel de verkeerde insuline toegediend voor zijn suikerziekte, ofwel de dokters lieten hem aan zijn lot over omdat ze dachten dat hij gewoon de zoveelste heroïneverslaafde jazzneger was, afhankelijk van welk verhaal je gelooft. Een van de meest getalenteerde en grensverleggende jazzsolisten ooit stierf diezelfde dag nog in datzelfde ziekenhuis.



Eric Dolphy (1928-1964)

Je kunt een willekeurige plaat waar hij op meespeelde opzetten om met eigen ogen te horen wat er verloren is gegaan. Hetzelfde geldt voor Mingus zelf.
Lang nadat de legendes zelf zijn verdwenen, wordt een oud concert geperst op een plastic schijfje, dat weer voor zes euro op internet wordt verkocht. Aan mij. Voor een indirecte ervaring is het zo slecht nog niet: de muziek op Cornell is zoals alle beste muziek van Mingus (en Dolphy): spannend, chaotisch, gepassioneerd, experimenteel, heftig en, ondanks alles, verrassend simpel en recht uit het hart.
 Het moet toch geweldig geweest zijn om daar gewoon te zitten, tussen een paar honderd studenten op een of andere universiteit, te luisteren hoe dit soort muziek voor je ogen werd geproduceerd.

Ik wil veel meer horen van deze band, zij het op vinyl, op plastic schijfje of als bitbestand. Het maakt me niet uit: deze muziek verdient het om de moderne overkill aan geluid te overleven. Als bewijsstuk hierboven, en als saluut aan Dolphy, zijn afscheidsnummer. Een versie uit Oslo, die van Cornell heb ik niet op Youtube kunnen vinden. Daarvan hier wel een Spotify-link, zodat je niet ouderwets een plastic schijfje hoeft te zoeken:  Charles Mingus Sextet With Eric Dolphy – Cornell 1964

Toevallige lezers met meer informatie over de opnames in het Concertgebouw e.d.: informatie is zeer welkom.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten